Het rapport “Schulden klein houden en perspectief bieden” beschrijft de mechanismes die maken dat schulden zo oplopen. In de kern gaat het om twee oorzaken:
- De kosten die met de invordering gepaard gaan
- Nieuwe schulden die ontstaan doordat debiteuren te weinig geld overhouden om van rond te komen.
Als de beschikbare aflossingscapaciteit naar rato tussen de schuldeisers wordt verdeeld komt er € 337,50 aan kosten bij. De drie schulden zijn dan in 13 maanden betaald. Een periode die te overzien is. Wanneer dat niet gebeurt en een schuldeiser gaat dagvaarden en vervolgens beslag leggen, dan lopen de kosten snel op. In plaats van € 337,50 komt er dan € 1.451,30 aan kosten bij. De andere schuldeisers staan dan voor de keus:
- wachten met innen totdat het loonbeslag is afgerond;
- naast het loonbeslag treffen van betalingsregelingen, of;
- een vonnis verkrijgen en vervolgens meedelen in het beslag.
De enige gunstige optie is ‘wachten’ maar dat gebeurt in de praktijk nauwelijks. Naast het beslag betalingsregelingen treffen leidt al gauw tot nieuwe schulden, omdat de debiteur dan onvoldoende heeft om van te leven. En ook een vonnis verkrijgen zorgt er voor dat de schulden door extra kosten verder oplopen. Bij drie beslagen komt er zelfs € 4243 aan extra kosten bij. Bijna het dubbele van de originele schulden van 3 x € 750,-. Het duurt dan bijna drie jaar (33 maanden) voordat de schulden zijn betaald, waarbij de debiteur de eerste anderhalf jaar (20 maanden) alleen maar op de kosten afbetaalt. De ‘echte’ aflossingen starten pas daarna. Kijk hier voor meer info over executiekosten.